De ondergrond van een perceel, straat, wijk, enz, kan dienen als warmtebron voor een
warmtepompinstallatie. Dit vormt echter niet het (hoofd)onderwerp van dít artikel.
Dit artikel is feitelijk een handleiding waarmee een eventuele geïnteresseerde, met wat voor
motieven dan ook, zelf een beeld kan verkrijgen van de samenstelling en grondwatersituatie van
een door hem/haar aan te wijzen ondergrond.
0 Inleiding
De auteur van dit artikel “studeert” al langer op de mogelijkheid om ter verwarming van een (zijn)
huis – zoveel als mogelijk op een “doe het zelf”-wijze – een wpi (warmtepompinstallatie) te
realiseren.
Een wpi ziet er, eenvoudig en schematisch weergegeven, als volgt uit: (Zie onder)
In dit schema is aangegeven dat er voor de keuze van de warmtebron voor de w.p.i., twee
mogelijkheden zijn.
* Warmte wordt uit de lucht gehaald.
* Warmte wordt uit de grond gehaald.
Het grondvolume waaruit dan ‘s winters warmte gehaald wordt en waaraan eventueel
’s zomers weer warmte wordt teruggevoerd, is een min of meer afgebakend volume, dat hier wordt
aangeduid als WBu (WarmteBuffer).
Indien besloten wordt om de ondergrond als warmtebron te gebruiken, zijn verticale leidingen in de
grond nodig van meerdere tientallen meters diep.
Om dergelijke verticale leidingen in de grond te realiseren, komen de volgende vragen naar voren:
* Wat is de samenstelling van de grond, als je op een zekere plaats tot verschillende diepten
gaat boren?
* Hoe snel stroomt ter plekke het grondwater in de bodem en in welke richting?
Indien het grondwater “snel” stroomt is het niet nodig om de Wbu ‘s zomers weer op te laden.
Immers in de winter zal de WBu door het langsstromende grondwater qua warmte min of
meer “op peil” gehouden worden (temperatuur zal ca. 10 0C. blijven).
Indien het grondwater “langzaam” stroomt, geldt uiteraard het tegenovergestelde.
* In het geval dat een open bronsysteem toegepast wordt, moet berekend/ingeschat kunnen worden wat het te realiseren pompdebiet is, afhankelijk van een bepaald verschil in grondwaterstijghoogte, de hydraulische eigenschappen van de bodem en configuratie (diepte, diameter) van de put.
Al zoekende op internet naar antwoorden op deze vragen, blijkt dat o.a. via de sites van
Gemeente Eindhoven en van DINOLOKET van Geologische Dienst Nederland (onderdeel van TNO) de betreffende informatie ruimhartig, onbaatzuchtig (=GRATIS) en zeer toegankelijk wordt aangeboden.
Zeker ook van dit aspect van de Nederlandse samenleving krijg ik een warm hart.
Ondanks dat deze informatie door de aanbieders op zo’n positieve wijze wordt aangeboden, kost het toch de nodige moeite voor een geïnteresseerde (amateur), voordat alle gezochte informatie (en knoppen die ingetoetst moeten worden), op coherente wijze in beeld zijn gebracht.
Om voor een volgende keer voor mijzelf en ook voor anderen, onnodig zoeken en pummelen te voorkomen, heb ik in deze (wat langere) notitie beschreven hoe en waar e.e.a. makkelijk te vinden is.
Als voorbeeld wordt hier uitgegaan van de grond onder het perceel van de Blokhut in de Iriswijk.